banner banner banner
De Laatste Plaats In De Hindenburg
De Laatste Plaats In De Hindenburg
Оценить:
Рейтинг: 0

Полная версия:

De Laatste Plaats In De Hindenburg

скачать книгу бесплатно


De jonge vrouw, Hiwa Lani, ging staan met haar hand boven haar ogen tegen de zon om naar het strand te kijken en om te zien of er beweging was.

Akela wist dat zijn volk na twee maanden graag aan land wilde gaan en vaste grond onder de voet wilde voelen, maar hij wilde niet dat ze een vijandige stam zouden tegenkomen die niet graag heeft dat veertig nieuwkomers plots hun eiland inpalmen.

Akela en Metoa maakten de twee boten los van elkaar terwijl ze de kust in het oog hielden.

Na twintig minuten zonder enige beweging op het strand, deed Akela teken dat ze aan land konden gaan.

Ze zagen de branding voor zich en wisten dat het ruw zou worden, maar gelukkig bijlange niet zo ruw als het onweer van de vorige nacht was geweest.

Ze bleven de boeg naar de kust richten, surften door de branding en lieten zich dan in een kleine inham glijden. De inham was misschien honderd meter breed en vormde een bijna perfecte halve cirkel. Ze landden op puur, wit, fijn zand.

Zodra ze de kano's uit het water getrokken hadden, wilden de kinderen naar de bomen lopen en het eiland verkennen.

"Papa, kijk daar," zei Tevita, "mooie bloemen aan de bomen. We moeten er plukken voor onze welkomstkrans."

"Blijf in de buurt." Akela hield de bomenlijn nog steeds goed in de gaten.

Tevita en de andere kinderen protesteerden niet en hielden de bomen ook in het oog.

Akela leidde hen langs het strand en zei dat ze alert moesten blijven en zich klaarhouden om zich te verdedigen.

Na een tijdje liepen ze naar de bomen en zochten ze paden. Eens ze tussen de palmbomen stonden, hielden ze halt om te luisteren of er ongewone geluiden waren en om te zien of er iets was dat door mensen gebouwd was.

Ze vonden geen paden en gingen dieper het bos in. Ze zagen veel verschillende soorten vogels en vlinders, maar geen teken van mensen of iets dat door mensen gemaakt was. Toen ze de andere kant van het eiland bereikten, zagen ze dat het de vorm had van een gebroken boemerang rond een grote lagune van lichtblauw water.

Tussen de kokospalmen en langs de rand van de lagune stonden nog meer bomen vol sneeuwwitte bloesems van vier bloemblaadjes.

Ze wandelden op het zandstrand langs de lagune en kwamen al snel een grote koraalrots tegen die was aangespoeld tijdens een lang vervlogen storm. Bovenop de rots zat hun fregatvogel te zonnen en zijn veren te poetsen.

"Kijk daar!" Tevita wees naar de rand van het bos.

Cachu, het varken dat overboord geslagen was tijdens het onweer, stond nonchalant in het gras te kauwen op een tak met witte bloemen. Hij negeerde de mensen ostentatief terwijl hij nog een twijg afbeet.

"Dit is een goed teken." zei Akela terwijl de anderen rond hem kwamen staan. "De goden hebben ons naar ons nieuwe thuis geleid. We zullen deze plek Kwajalein noemen, de Plaats van de Bomen met Witte Bloemen."

Hiwa Lani en de kinderen verzamelden bloesems van de bomen met witte bloemen en maakten er dan welkomstkransen mee voor alle mensen en ook een voor Cachu.

Iedereen knielde in het zand en dankte Tangaroa, de god van de zee, Tawhiri, de god van de wind en het onweer en Pele, de godin van het vuur.

Het Babatanavolk had de andere dieren aan de boten vastgemaakt terwijl ze het eiland verkenden.

Toen ze zeker waren dat er geen roofdieren of mensen op het eiland waren, maakten ze de varkens, honden en kippen los en lieten ze ze de vrije loop.

Ze vonden geen waterbron, dus zouden ze regenwater moeten opvangen, maar dat waren ze gewoon.

Op het eiland stonden honderden kokospalmen en pijnbomen, maar Akela wist dat ze erg zuinig moesten zijn met de bomen en er zeker niet meer mochten vellen dan het eiland kon voortbrengen. Een onbegroeid eiland wordt al snel een verlaten eiland.

De grote lagune was bijna volledig omsloten door het eiland. Het kalme, hemelsblauwe water bevatte veel verschillende soorten eetbare vissen, zoals regenboogstekelmakreel, vierogige koraalvlinder en bonito. Er was ook een overvloed aan krabben, oesters, mosselen en langoesten.

Die eerste avond stak Akela met zijn vuurstenen een vuur aan waarop ze voor de eerste keer in meer dan twee maanden een warme maaltijd bereidden. Iedereen was de rauwe vis beu, maar ze doodden niet graag een van de varkens tot ze er meer hadden. Dus roosterden de vrouwen vier grote rode snappers aan een spies boven het vuur terwijl de kinderen een geweven mand vol mosselen verzamelden om in de kolen te bakken. Ze bakten ook broodboomvruchten en taro. Terwijl de vrouwen kookten, bouwden de mannen een tijdelijk onderkomen voor de nacht.

Toen ze rond het vuur zaten te eten, praatten ze over waar ze hun permanente hutten zouden bouwen en waar ze broodbomen en taro zouden planten. Er was ook sprake van een twintigtal extra kano's bouwen. Die zouden ze dan op het strand langs de hoogwaterlijn positioneren. Als er dan migranten passeerden, zouden ze de vele kano's zien en denken dat het eiland dikbevolkt was en dus voorbijvaren en een ander eiland zoeken om op te wonen.

* * * * *

De volgende morgen werden ze wakker door het getjilp van tropische vogels in de pijnbomen en bruine meeuwen die langs de vloedlijn op zoek waren naar kleine visjes en schaaldieren.

Na het ontbijt wandelden ze naar de andere kant van het eiland en op het westelijke punt zagen ze vlakbij nog een eiland. Later, als het dorp georganiseerd zou zijn, zouden ze met hun kano's het andere eiland gaan verkennen.

Toen de middelste kano verging tijdens het onweer, hadden ze veel dieren verloren, maar ze hadden nog altijd veertien varkens, drieëntwintig kippen en twee honden.

Ze kwamen geen slangen of andere roofdieren tegen op het eiland, dus de kippen zouden wel snel kuikens krijgen en hen voorzien van vlees en eieren. Het zou wat langer duren voor de varkens zich vermeerderden.

Op basis van de grootte van Kwajalein en de overvloed aan bomen en andere planten berekende Akela dat het eiland tot wel vierhonderd mensen kon huisvesten.

"Dat betekent," zei Akela tegen zijn vrouw, Karika, terwijl ze naast elkaar op hun slaapmatjes lagen, "dat onze kleinkinderen mensen zullen moeten uitsturen om nieuwe eilanden voor de groeiende bevolking te vinden."

Karika draaide zich om en hield haar hand onder haar hoofd. "En dat betekent dat je je kleinzoon zal moeten leren navigeren op zee." Ze glimlachte naar haar echtgenoot.

"Tegen dan zal ik te oud zijn om zelfs maar tot de zee te wandelen."

"Dan moet je je navigatievaardigheden misschien aan je zoon leren."

"Maar ik heb geen…"

Ze onderbrak hem met een kus en ging tegen hem liggen voor een knuffel.

Hoofdstuk tien

Tegen middernacht zaten Donovan, Sandia en grootvader Martin in de overvolle wachtzaal van de spoeddienst van het Einstein Medical Center op de Old York Road.

Donovan had een rolstoel gehuurd in de loop van de dag en Sandia duwde grootvader het ziekenhuis binnen.

Ze wachtten bijna een uur voor ze bij de triageverpleegkundige terecht konden.

Toen de verpleegkundige aan Mr. Martin vroeg of hij de verantwoordelijke was, gaf hij haar zijn naam, rang en serienummer.

"Hij is een veteraan van de Tweede Wereldoorlog," zei Donovan "en hij heeft een tijdelijk probleem met verbale communicatie."

"Oké," zei ze, "laten we de gegevens van Sandia noteren en dan spreken we later wel over de financiële kant."

Nadat de verpleegkundige geluisterd had naar alle details over Sandia's probleem, gaf ze haar prioriteit niveau twee.

Ondertussen kwam Donovan te weten dat haar naam Sandia Ebadon McAllister was, dat ze eenentwintig was, dat ze nooit getrouwd geweest was en geen kinderen had en dat ze tot haar achtste naar school was geweest. De verdwijning van haar ouders leek samen te vallen met het einde van haar opleiding.

"Hoe snel zullen we een dokter kunnen spreken?" vroeg Donovan.

"Heel snel. Er is niemand anders in de wachtzaal met een niveau een of twee. Nu, zou ik graag haar verzekeringsgegevens noteren."

"Ze is niet verzekerd."

"Financiële situatie?"

"Haar familie heeft geen geld."

"Heeft ze zich aangemeld voor een ziekteverzekering via het werk?"

“Obamacare?” Donovan keek even naar Sandia.

Ze trok haar schouders op en schudde haar hoofd.

"Nee." zei Donovan.

"Meld u bij de financiële afdeling op het einde van de gang. Maggie zal haar helpen met haar inschrijving voor een ziekteverzekering en voor Medicaid. Wanneer ze de dokter kan spreken, zal haar naam worden afgeroepen door de intercom."

* * * * *

Maggie was net begonnen met het ingeven van de informatie op de website van de ziekteverzekering toen Sandia's naam door de intercom werd afgeroepen.

"Als je klaar bent, kan je terugkomen," zei Maggie, "en dan werken we dit af nadat Sandia onderzocht is."

"Oké." zei Donovan.

"Het is op het einde van de gang, rechts. Behandelkamer vier."

* * * * *

Donovan keek om zich heen in de steriele behandelkamer en parkeerde de rolstoel van Mr. Martin dan naast een porseleinen lavabo met pedalen in plaats van een kraan.

Een jonge vrouw in een witte laboschort kwam de ruimte binnen.

Donovan keek toe hoe ze het formulier bestudeerde op haar clipboard. Zonder ook maar iemand aan te kijken, bladerde ze naar de volgende pagina.

Ze was slank en innemend. Haar karamelkleurige haar was erg kort geknipt en gekamd als dat van een jongen. Ze was aantrekkelijk zoals een secretaresse dat kan zijn, met hemelsblauwe ogen die gehouwen leken uit de Mendenhallgletsjer. Er stak een stethoscoop uit een zak van haar labojas.

Donovan vond dat ze eruitzag als een schoolmeisje.

Ze keek even naar Donovan en Mr. Martin en dan viel haar blik op Sandia.

Donovan was er niet helemaal zeker van, maar het leek of haar gletsjerogen opwarmden tot een mediterraans blauw.

De vrouw draaide zich weg, liet haar clipboard op het aanrecht vallen en stapte op de warmwaterpedaal. Ze waste haar handen gedurende wat een buitensporige tijd leek en gebruikte daarbij ongeveer twee soeplepels antibacteriële zeep. Nadat ze het water van haar handen had geschud, bewoog ze ze heen en weer onder een grijze metalen bak die aan de muur hing. De bak piepte alsof hij geschrokken was en spuwde dan een lange, bruine, papieren handdoek uit.

Toen ze haar handen had afgedroogd, ging ze naar Sandia die naast haar grootvader stond. "Ik ben Grace." Ze stak haar hand uit.

Sandia staarde naar de uitgestoken hand.

Ik hoop dat ze snapt dat Sandia niet de snob uithangt. Ze heeft gewoon geen sociale vaardigheden. Hoe zou dat eigenlijk komen?

Toen ze geen reactie kreeg, nam Grace Sandia net boven de elleboog bij de arm en leidde haar naar de onderzoekstafel. "Ga hier maar zitten."

Sandia ging op de tafel zitten, schoof naar achter en fatsoeneerde haar bruine rok over haar knieën.

Grace haalde de stethoscoop uit de zak van haar jas en Donovan zag dat ze naar Sandia's linkerhand keek en dan naar de zijne.

"Waar hebt u pijn?" Grace sprak tegen Sandia terwijl ze naar haar hart luisterde met de stethoscoop.

"Hier." Sandia wees naar het midden van haar voorhoofd en bewoog haar vinger dan naar haar linkerslaap.

Grace haalde de stethoscoop uit haar oren en liet hem rond haar nek hangen. "En hier?" Ze raakte de bovenkant van Sandia's hoofd aan.

"Soms."

"Bent u misselijk 's morgens?"

Sandia keek naar Donovan.

"Pijn in je buik." zei hij.

Ze knikte en Grace noteerde iets op haar clipboard.

"Excuseer me, Grace." zei Donovan.

Ze trok een wenkbrauw op.

"Wanneer zal de dokter komen?"

"Mr. Martin…"

"Mijn naam is niet Mr. Martin."

"Bent u Sandia's broer niet?"

"Nee."

"Haar oom?"

"Nee."

"Bent u familie?"

"Nee."

Ze keek even naar de het pasje dat aan het blauw-rode lint rond zijn nek hing. "Wie bent u?"

"Ik ben Donovan O’Fallon."

Het clipboard kletterde op het aanrecht. "Dan zal u buiten moeten wachten."