скачать книгу бесплатно
Na de push-ups ging ze naar de lavabo om haar gezicht te wassen. Naast de lavabo was er een toilet en erboven een gepolijste metalen spiegel. Het metaal weerspiegelde haar niet zo goed, maar het was voldoende om haar haar te fatsoeneren.
Ze trok haar kastanjebruine haar naar achter over een schouder. Ze wilde het mooi knippen, maar ze lieten haar geen scherpe dingen hebben. Ze had wel geleerd haar haar in te korten door het tegen de geroeste tralies voor haar venster te wrijven.
Het haar dat ze zo had afgeknipt, hield ze en ze vlocht de rafelige lokken in een lange streng. Misschien kwam er ooit een dag waarop ze het als een touw rond de nek van Lurch zou slaan om hem te wurgen.
Met een glimlach droogde ze haar gezicht met de enige handdoek die ze had en hing hem terug aan het haakje aan de muur.
Bij het raam kruiste ze haar armen en staarde ze naar de Perzisch blauwe herfstlucht waar drijvende cumuluswolken in de westenwind zweefden.
In haar venster zat geen glas; alleen zeven geroeste stalen tralies. In de zomer voorzag het venster haar van een zacht briesje, maar in de winter floot de koude noordenwind door de tralies.
Tijdens de koudste maanden kreeg ze twee ruwe wollen dekens van de bewakers. Ze hing dan een over de tralies om de wind en de sneeuw tegen te houden. En de tweede spreidde ze over haar dunne laken.
Ze draaide zich en stapte naar het midden van haar cel. Ze deed haar ademhaling vertragen, draaide zich naar de vastgeklonken deur en startte een trage tai-chi-oefening die 'treden op de staart van de tijger' heette.
Een half uurtje later liet ze zich op haar brits vallen en staarde ze naar de watervlekken op het plafond waar zigzaggende barsten zich een weg baanden naar de muren. Ze herkende bomen en bergen in de random krullen. Vage vormen en spookachtige beelden vormden samen een figuur die leek op een kind met een bedrukt gezicht.
Herinneringen overspoelden haar en brachten een vloedgolf van verdriet met zich mee.
Ze rolde zich met haar gezicht naar de muur, trok haar knieën stevig tegen haar borsten en snikte.
Hoofdstuk twee
Setting: Heden, Philadelphia, USA
Donovan klopte en wachtte tot iemand de deur opende. Hij verwisselde zijn aktetas van hand en keek even naar het huis ernaast. Zijn moeder zou het een bungalow genoemd hebben. De porch was bijna identiek aan die waar hij stond. Aan de overkant stond nog een gelijkaardig, maar net iets verschillend, huis waar een oudere dame met zilveren haar, slank en met een goed postuur, haar begonia's water aan het geven was terwijl ze met haar andere hand de zon uit haar ogen hield om naar Donovan te kijken.
Deze volledige buurt in Philadelphia, die in de jaren 1930 gebouwd was, bestond uit kleine huizen aan beide zijden van kronkelende straten, waar suikeresdoorns hun schaduw lieten vallen op het voetpad. Alle huizen, behalve dit ene, waren netjes en schoon en hadden een gemillimeterd gazon.
Hij keek hoofdschuddend omhoog naar de bouwvallige dakgoot.
Hoe kan je iets zo verwaarlozen?
De deur opende piepend en een jonge vrouw verscheen.
Donovan voelde zich alsof er net een zacht tropisch briesje van de blauwe Caribische zee langs hem gepasseerd was.
Make-up of kapsel maakten voor een vrouw als zij geen verschil. Hoewel ze geen make-up droeg en haar kastanjebruine haar vastgemaakt was met een rood elastiekje, was haar score op een schaal van aantrekkelijk tot knap, mooi, prachtig, enorm knap en adembenemend, minstens enorm-knap-enhalf.
Ze keek van zijn gezicht naar zijn pasje dat aan een sleutelkoord hing.
Eigenlijk had hij dat pasje niet nodig, maar hij droeg het om er officieel uit te zien. In de doorschijnende plastic houder zat zijn foto met PERS in hoofdletters erboven. Onder zijn foto stond een beschrijving in kleine letters. Aan de linkerzijkant stond er zelfs een barcode. Hij noemde zichzelf onder andere een freelancejournalist. In zijn aktetas zat een splinternieuwe Canon voor het geval hij die nodig zou hebben.
Hij staarde even in haar ogen. "Ik-ik b…" Zijn stem die normaal gezien vast en zelfverzekerd klonk, haperde en brak. Hij begon opnieuw. "Ik ben D-Donovan."
De vrouw keek even naar zijn uitgestoken had, zette een stap opzij en deed teken dat hij binnen mocht gaan.
Hooghartig, dacht hij. Door die houding is mijn normale tarief net verdubbeld.
Hij kende dat soort mensen – arrogant en verwaand omdat ze knap zijn.
Brute pech.
In de voorkamer keek hij rond naar de sobere meubels.
De vrouw – ze was een jaar of twintig – stond voor hem met gekruiste armen.
"Zullen we maar beginnen?" vroeg hij.
Ze knikte en ging naar een gang aan haar linkerkant.
Hij haalde zijn schouders op en volgde haar.
Ze kwamen bij een kamer met een open deur. In de kamer zat een oude man in een versleten fauteuil die leek te dateren van de jaren 1930, net als het huis en de man zelf. Hij had een paar borstelige grijze haren die over zijn oren gekamd waren en zijn ogen hadden de kleur van een versleten jeansbroek. Lichtgroene bretels op een wit hemd met lange mouwen zaten vastgeklikt aan zijn vrijetijdsbroek.
De oude man keek toe terwijl Donovan naar de fauteuil liep.
"Ik ben Donovan." Hij stak zijn hand uit.
De man staarde naar Donovans hand en keek dan vragend naar de jonge vrouw.
Vertel me nu niet dat hij ook verwaand is. Wat scheelt er met die twee?
Hij zette zijn aktetas op de vloer.
De ogen van de man volgden zijn bewegingen.
"Hij is niet blind." zei Donovan tegen de vrouw.
Ze keek van de oude man naar hem. "Hij is niet blind."
"U bent niet blind." zei Donovan.
Ze leek verbijsterd. "U bent niet blind."
"Oké," zei Donovan, "niemand is blind."
"Niemand is blind."
Het voelt alsof ik tegen een papegaai praat. Nog een poging en dan ben ik weg uit dit gekkenhuis.
"U hebt mij gebeld." zei hij tegen de jonge vrouw.
Ze knikte.
"Ja, want…"
Ze ging naar een antieke secretaire, nam een stapel papieren en bracht ze naar hem. Ze stak ze uit naar Donovan.
Hij nam ze aan en keek naar het bovenste document. Het was een vergeelde fotokopie van een DD-214 van het Amerikaanse marinierskorps, militaire ontslagpapieren dus. Er stond 'William S. Martin' op en het nummer van zijn eenheid. Donovan bladerde naar de volgende pagina en overliep wat er stond. Een iets trok zijn aandacht: geboortedatum: 13 augustus 1925.
“Wow!” fluisterde Donovan. "Mijnheer," hij las de naam bovenaan de pagina, "Martin, hoe oud bent u?"
Mr. Martin rechtte zijn dunne schouders en kruiste zijn armen voor zijn borst. "William S. Martin, soldaat eerste klas, een acht vijf zes negen vier acht acht."
"Hier staat dat u geboren bent op dertien augustus negentienvijfentwintig. Klopt dat?"
De oude man staarde Donovan even aan. "William S. Martin, soldaat eerste klas, een acht vijf zes negen vier acht acht."
"Ja, ja," zei Donovan, "naam, rang en serienummer. Dat snap ik. Als deze geboortedatum correct is, bent u drieënnegentig jaar oud."
Het enige wat Mr. Martin deed, was hem aankijken.
"De datum op dit ontslag is de eerste december negentienvijfenveertig. Dus u was in dienst tijdens de Tweede Wereldoorlog?"
"William S. Martin, soldaat eerste klas, een acht vijf zes negen vier acht acht."
Donovan sprak tot de vrouw. "Waarom blijft hij steeds zijn naam, rang en serienummer herhalen?"
"Hij doet zelfde met mij ook. Zelf als ik vraag hij beetje honger, hij herhaalt dit. Hij zegt dit zelfde naam en zo al twee weken of langer. Hij niets anders zegt."
Donovan was bijna even verrast door de taal van de vrouw als door het feit dat de oude man steeds weer dezelfde informatie herhaalde. Ze sprak gebrekkig Engels, maar het klonk niet alsof ze een andere moedertaal had, want ze had geen vreemd accent. Het leek alsof ze alleen niet wist hoe ze woorden in de juiste volgorde moest plaatsen.
Ze is dus toch niet zo perfect.
De jonge vrouw stak haar hand uit naar de stapel documenten, sloeg enkele pagina's om, trok er een brief uit en legde die bovenop de stapel.
Donovan las luidop:
Departement Veteranenzaken
5000 Woodland Ave
Philadelphia, PA 19144
24 maart 2014
Mr. William S. Martin
1267 Bradley Street
Avondale PA 19311
Geachte heer Martin,
Wij werden op de hoogte gebracht van uw overlijden op 4 juni 1988. Hierbij zetten we de uitbetaling van uw invaliditeitsuitkering stop met ingang van vandaag en eisen dat u de uitkeringen die u hebt ontvangen van 5 juni 1988 tot heden, ten belope van $ 745.108,54, terugbetaalt aan het Departement Veteranenzaken.
Als dit bedrag niet onmiddellijk wordt terugbetaald, zal van uw maandelijkse invaliditeitsuitkering per maand $ 20.780,80 afgehouden worden tot het totale bedrag terugbetaald is.
Hoogachtend,
Mr. Andrew J. Tankers,
Administratief medewerker van Ms. Karen Crabtree, Directeur.
Het Departement VZ dient wie ons land gediend heeft.
Donovan draaide de brief om het licht van het venster waar hij bij stond, op te vangen. Hij bestudeerde de handtekening. Het was effectief origineel ondertekend met inkt, niet voorgedrukt.
Maar, Mr. Andrew J. Tankers, hoe plant u $ 20.780,80 af te houden van Mr. Martins 'hierbij stopgezette maandelijkse invaliditeitsuitkering'? Vooral aangezien u denkt dat hij overleden is in 1988?
Donovan keek naar de jonge vrouw. "Lezen die mensen de brieven die ze ondertekenen niet eerst even?"
Ze haalde haar schouders op.
"Wat wilt u dat ik doe?" vroeg Donovan.
"We kunnen deze geld niet krijgen voor enkel de laatste twee maanden."
"Ja, ik zie dat ze de betaling voor uw… is hij uw grootvader?"
"Over-."
"Ze hebben de betaling voor uw overgrootvader stopgezet omdat ze denken dat hij overleden is."
"Hij niet overleden."
"Dat zie ik inderdaad, maar zodra een computer bij de overheid denkt dat je dood bent, is het bijna onmogelijk hem van het tegenovergestelde te overtuigen."
"Maar hoe doen dit nu?"
"U zal Mr. Martin moeten… hebt u een rolstoel?"
Ze schudde haar hoofd.
"U zal aan een rolstoel moeten zien te komen en Mr. Martin… hebt u een wagen?"
Ze schudde haar hoofd.
"Dan zal u een taxi moeten bellen en Mr. Martin naar het kantoor van VZ brengen en daar kan hij hen zijn naam, rang…"
"Waar is dat rolding?"
Donovan keek even naar de deur. "Is uw moeder hier?"
"Geen moeder."
"Uw vader?"