
Полная версия:
Zwartgevleugelde Engel
Darious zat op de brede vensterbank en leunde met zijn rug tegen het kozijn in een ontspannen houding met een been opgetrokken. Hij had alles gehoord en het had hem een vreemd gevoel van saamhorigheid gegeven dat hij probeerde te negeren. Hij had altijd alleen tegen de demonen gewerkt en hier had hij een hele kamer vol met ... ja, wat? Mensen was niet het juiste woord voor sommigen van hen, ook al was dat hoe ze zich voordeden.
Zijn bewijs was het feit dat de man in de kamer wist dat hij er was, ook al kon hij hem niet zien. De blik die de man hem toewierp, was echter een uitdaging voor zijn aard. De zilverharige man was geen mens... hij was geen demon... wat was hij dan wel in godsnaam? Darious fronste een beetje totdat een krachtig aura door de kamer naar hem toe zweefde. Het was niet bedreigend... het gaf alleen aan dat de man precies wist waar hij was.
Darious vernauwde zijn ogen naar de man... Kyou, werd hij genoemd. Waar had hij die naam eerder gehoord? Hij bevroor halverwege een ademteug en zijn donkere ogen werden bodemloze putten. Dat was onmogelijk.
Toen hij terug was gegaan naar het klooster en het verlaten had aangetroffen en het standbeeld verdwenen was, had hij de tunnels onder het puin doorzocht en de verloren rollen gevonden die betrekking hadden op de Bewakers. Het was in die boeken dat hij had gelezen over Kyou en zijn broers. In de geschriften van de monniken stond dat de Bewakers hun priesteres omringden en de wereld beschermden tegen demonen.
Hij had gedacht dat de Bewakers een mythe waren... niets meer dan de hoop van de mens toegevoegd aan de voorspelling van de duistere rollen. Hij zocht in zijn geest naar wat de rollen werkelijk hadden gezegd, maar het was hem ontgaan omdat hij geen aandacht aan de fabeltjes had geschonken. Hij had de rollen gelaten waar hij ze gevonden had. Jaren later was hij teruggekeerd en had ontdekt dat er nog een rol aan toegevoegd was. Die rol ging over de Bewakers.
Eén ding dat hij zich herinnerde van de nieuwe rol was dat hij ouder was dan de Bewakers en dat zij deze wereld hadden verlaten op hetzelfde moment dat het zegel van de hel was verbroken. Zelfs de monniken hadden niet begrepen waarom ze hem in de steek hadden gelaten in zijn donkerste tijden.
Nu waren ze terug en deden zich voor als mensen... leefden tussen hen alsof ze erbij hoorden, terwijl hij in de kou stond om de demonen te bestrijden alsof het zo moest zijn? Waarom accepteerden de mensen de Bewakers, maar keken ze hem altijd angstig aan? Het enige wat de mensen hem ooit hadden aangeboden was eenzaamheid.
Darious stond rechtop en verborg zijn verlangens weer achter de harde muren waarin hij ze gevangenhield. Als hij zichzelf toestond te voelen, dan zou hij alleen maar pijn vinden... die les had hij op de harde manier geleerd. Hij had nog nooit iemand nodig gehad en hij was niet van plan om daar nu mee te beginnen.... Hij snauwde in stilte naar de man voordat hij wegging, het raam verbrijzelde toen hij vertrok.
Kyou stond daar met zijn handen in zijn broekzakken terwijl hij de wind door zijn lange haar liet waaien. Hij trok een wenkbrauw op en vroeg zich af wat hij had gedaan om de entiteit kwaad te maken. Hij was niets wijzer geworden... maar nogmaals, de vertrouwdheid ervan achtervolgde hem. Iets zei hem dat het niet de laatste keer was geweest dat ze elkaar tegenkwamen.
Hij draaide zich naar de deur en glimlachte. Hij trok hem snel open en stapte net op tijd achteruit om iedereen naar binnen te zien vallen.
Ze waren de kamer uitgegaan, maar zodra Kyou de deur achter zich op slot had gedaan, hadden ze zich er omheen gedrongen, hun oren tegen het gepolijste hout. Ze werden allemaal verrast toen de deur abrupt werd opengetrokken, waardoor ze allemaal voorover op de grond vielen.
"Ik neem aan dat dit betekent dat jullie allemaal een lesje luistervinken nodig hebben," zei Kyou voor hij de kamer uit liep. "En Suki, bel een glaszetter om het raam te repareren."
*****
Toya trok grommend van frustratie aan de kraag van zijn shirt. Laat het maar aan Kyou over om een manier te vinden om hem aan te kleden. De uitdossing leek bijna op wat die suffe vampiers in films altijd aanhadden, compleet met een kanten frutseltje om zijn nek. De broek kwam maar tot zijn knieën en hij droeg witte kousen. Kousen? Wat dacht Kyou dat hij was... een doetje?
Toya had de pruik niet opgezet en vond het maken van een lage staart in zijn lange haar, met een paar lokken die aan de zijkanten vielen wel genoeg. Het enige deel van het uitgebreide kostuum dat hem wel beviel was de lange zwarte mantel met capuchon en rode voering. Die paste eigenlijk heel goed bij de rest van de outfit. Het andere pluspunt was dat hij had gezien dat Kyoko's ogen oplichtten toen ze hem die mantel had zien dragen.
Zijn gouden ogen werden zachter toen hij naar haar keek. Ze had hem de meest sexy vampier genoemd die ze ooit had gezien. Zijn blik volgde haar lichaam met dezelfde waardering.
Ze was gekleed in een even gedetailleerde outfit als de zijne, maar het stond haar een stuk beter. Kyou had een jurk voor haar uitgezocht die deed denken aan het Koloniale tijdperk. Het was een mooie combinatie van rode en zwarte ruiten met een kleine wattering aan de achterkant die, volgens Toya, leek te wiegen bij elke stap die ze zette. Ze hield een zwarte kanten parasol vast en had een vrouwelijke hoge hoed in haar kastanjebruine haar opgestoken met als enig doel stijlvol te zijn.
Het enige probleem met Kyoko's outfit was dat de voorkant kort was... hij kwam slechts tot halverwege haar dij, terwijl de achterkant lang was en over de grond sleepte. De bovenkant van het lijfje was ook laag uitgesneden en toonde meer decolleté dan Toya ooit wilde dat iemand anders behalve hij zou zien....
Het eerste woord dat in hem opkwam was verleidelijk, maar dat compliment had hij niet met haar gedeeld. Hij had haar alleen maar geplaagd door haar te zeggen dat zij de reden van de eerste verliefdheid van de jongetjes op het kinderfeest zou zijn.
Ondanks Kyou's eventuele innerlijke perversiteit die door de outfit naar boven kwam, moest Toya toegeven dat zijn broer een onberispelijk stijlgevoel had laten zien door deze outfit voor haar te kiezen. Geen van beiden had de griezelige monsterlook, dus was het perfect om rond te hangen tussen de kinderen op de festiviteiten. Als de visioenen van Kamui en Amni juist waren, zou de heks zich vanavond nog voeden met een kind.
"TEST!"
Kyoko legde een hand tegen de zijkant van haar hoofd en huiverde een beetje terwijl Toya gromde naar het zendertje in zijn oor.
"Zet dat volume zachter, jij helse nerd!" riep Toya luid uit, in de hoop dat Kamui's luidsprekers zouden barsten.
Kamui giechelde, "Sorry, ik kon het niet laten. Oh en Toya, als je Kyoko wil blijven uitkleden met je ogen, doe dat dan niet hier."
"Hoe in godsnaam...?" mompelde Toya terwijl hij om zich heen keek.
Kyoko grijnsde en legde een hand op Toya's arm om zijn aandacht te trekken, en wees toen naar de verkeerscamera die boven op het stoplicht was gemonteerd.
"Klootzak," gromde Toya. "Hij heeft weer ingebroken in de verkeerscentrale." Hij grijnsde en keek naar Kyoko. " Zal ik hem eens een showtje geven?"
Kyoko sloeg Toya op zijn arm en staarde hem aan met een rode blos op haar wangen.
"De enige die Kyoko naakt gaat zien ben ik," riep Kotaro goedmoedig uit ergens binnen de vijf stadsblokken die waren afgezet voor de Halloween feesten. "Ik ben degene van wie ze echt houdt."
"HA!" riep Kamui uit. "Kyoko gaat meer voor de stille types, wat mij op dit moment aan de leiding zet."
"Je schreeuwde net in haar oor met je verdomde “TEST”... hoe maakt dat jou in godsnaam het stille type?" stelde Toya.
"Willen jullie allemaal ophouden met die grapjes?" eiste Tasuki. "We zijn hier om demonen te zoeken, niet om over Kyoko's seksleven te discussiëren."
"Wat denk je van een gebrek aan seksleven?" vroeg Yohji, wat een nieuwe ronde van gegrinnik veroorzaakte.
"Als jullie nu eens allemaal stil zijn?" beval Kyoko, plotseling boos omdat ze tien tinten rood bloosde. "Het feit dat ik geen vriendje heb betekent niet dat jullie daar grapjes over mogen maken. `
Toya's uitdrukking verzachtte en hij trok Kyoko naar zich toe in een knuffel. "Het spijt me," fluisterde hij.
"OH MIJN GOD, ZET HET OP SOCIAL MEDIA... TOYA HEEFT ZICH NET VERONTSCHULDIGD!" schreeuwde Kamui in de microfoon.
"Weet je," verklaarde Toya. "Ik ben bijna geneigd om terug te gaan en hem een schop onder zijn kont te geven."
Kyoko giechelde, "Maak je daar nu maar geen zorgen over. Je krijgt je lolletje later wel."
Ze glimlachte verlegen toen ze zich bedacht dat Toya dat op een andere manier kon opvatten dan ze had bedoeld. Toen hun blikken elkaar kruisten, zag ze dat zijn haar rond zijn gezicht was gevallen, dat zacht en teder was in het schemerige licht. Ze stopte een haarlok achter zijn oren en kuste hem op zijn wang.
Toya kon alleen maar ademhalen terwijl hij bloosde bij de dubbelzinnige opmerking en het gevoel van haar zachte lippen tegen zijn huid. Hij glimlachte ondeugend naar de verborgen camera en stak zijn tong uit voordat hij Kyoko's hand pakte en haar langzaam door de mensenmassa om hen heen leidde. Haar laatste opmerking had tenminste iedereen stil gekregen.
Het straatfeest was in volle gang, met bands die optraden op elke straathoek en in iedere club. De halve maan stond hoog aan de hemel en wierp verwrongen schaduwen om hen heen. Ze hadden aan de andere kant van het plein geparkeerd omdat Kyoko overal langs wilde lopen en een indruk van het gebied wilde krijgen voordat ze bij het kindergedeelte kwamen.
Ze hield Toya tegen en wees naar een afvoer bij het trottoir.
Toya knikte terwijl hij haar hand losliet en er dichter naar toe stapte. "Hé Kamui, er is een rooster verwijderd uit de afvoerput in de buurt van..." hij keek om zich heen naar het dichtstbijzijnde herkenningspunt, dat zich toevallig vlak voor de afvoer bevond.
Hij trok een donkere wenkbrauw op, "het huis van geschreeuw... verdomme, dat is echt cliché. Wil je dat we daar gaan kijken?"
"Yohji en Kotaro kunnen het bekijken als ze lang genoeg kunnen stoppen met Kyoko te pesten." antwoordde Kamui met een geïrriteerde stem.
Toya gromde terwijl hij zich omdraaide, en zag dat Kotaro zijn arm om Kyoko's schouders had gelegd terwijl Yohji ‘s arm rond haar middel lag, zijn hand gevaarlijk laag op haar heup. Toya wreef met zijn hand over zijn voorhoofd alsof hij pijn had voor hij lange, vastberaden stappen in hun richting zette.
Ze sprongen onmiddellijk achteruit, terwijl ze allebei hun handen achter hun rug klemden en zo onschuldig mogelijk keken. Kotaro had zelfs het lef om al fluitend naar de gebouwen om hen heen te kijken, alsof dat de meest fascinerende dingen op aarde waren.
"Kotaro," gromde Toya, "blijf met je handen van Kyoko af."
Kotaro pruilde en Toya richtte zijn blik op Yohji, die stom genoeg was om terug te kijken.
"Haal het niet in je hoofd," verklaarde Toya. "Gaan jullie nu die afvoer onderzoeken of moet ik jullie erin gooien?"
Kotaro deed zijn armen omhoog alsof hij zich overgaf: "Goed, goed... we doen het. Maar jij betaalt de stomerijkosten." Hij trok Yohji snel weg toen hij merkte dat die idioot Kyoko op haar wang probeerde te kussen. "ophouden stomkop, anders zijn demonen niet het enige waar je tegen moet vechten vanavond."
Kotaro raakte zijn oortje aan, "Hey computernerd, waar leidt deze afvoer heen?"
"Wacht even, ik ben aan het zoeken," zei Kamui langzaam. "Ik denk... ja, ik heb het! De afvoer loopt recht onder het spookhuis recht voor je. Eens kijken, het is een behoorlijk oude plek... geef me een minuutje."
"Vertel ons gewoon of er een weg is naar de riolering van het huis," riep Yohji.
"Waar denk je verdomme dat ik naar op zoek ben?" schreeuwde Kamui terug. "Ik zweer het, jullie schijnen allemaal te denken dat deze dingen altijd makkelijk te vinden zijn. Daar is onderzoek voor nodig, verdomme!"
"En dat zegt iemand die in zijn slaap in de CIA-database kan inbreken”, zei Yohji terwijl hij Kotaro aankeek.
"ja ja, het zal wel, we laten jullie drie er over discussiëren," zei Toya. "Ik neem Kyoko mee naar het kindergedeelte van het festival, zodat wij ons deel kunnen doen."
Toya sloeg zijn arm rond Kyoko's schouders en leidde haar weg van hen. Ze bevroren echter toen ze Kamui's stem weer in het oortje hoorde.
"Eh, mensen... we hebben een probleem."
"Wat is er, kleintje?" vroeg Toya, zijn stem veranderde van toon door de ernst die Kamui uitstraalde.
"Die afvoer leidt het huis in, jawel... door de kelder. Hij leidt ook naar de plaatselijke begraafplaats, zo'n vijf straten verderop. Blijkbaar werden de tunnels gegraven tijdens een soort revolutie. De plaatselijke legende zegt dat het een ondergrondse 'snelweg' was voor demonenactiviteit."
"Verdomme, ik ben blij dat ik jullie niet ben. Het is klote om jullie nu te zijn," zei Toya met een grijns. "Hé, Shinbe, Tasuki, denken jullie dat jullie deze dames kunnen komen helpen?"
"Het spijt me Toya," zei Shinbe over de radio. "Maar Tasuki en ik zitten aan de andere kant van het plein en helaas zijn we momenteel met ons eigen werk bezig."
"ja," verklaarde Tasuki en schreeuwde toen.
"Tasuki?" Vroeg Kyoko. "Gaat het?"
"Hij is in orde," zei Shinbe terwijl hij probeerde niet te lachen. "Hij heeft alleen de schrik van zijn leven gekregen van een oude man en een tienerzombie-wannabe. Hé Tama, leuk kostuum.
"We zijn van gedachten veranderd, we komen," gromde Tasuki. "Verdomde oude man, hij weet me altijd de stuipen op het lijf te jagen."
Kyoko en Suki giechelden. Het leek erop dat grootvader Hogo Tasuki had gevonden.
"Doe grootvader de groeten van mij en zeg dat ik hem morgen bel," zei Kyoko.
"Ik vertel die gast helemaal niets!" riep Tasuki nors uit.
"Vertel het hem, of anders…" waarschuwde Kyoko, terwijl haar smaragden ogen stormachtig werden.
Kotaro, Yohji en Toya deden twee grote stappen achteruit. Als Kyoko die uitdrukking op haar gezicht kreeg, was er maar één goed idee... rennen.
"Uhm, we gaan verder en we gaan binnenkijken" zei Kotaro aarzelend. "We houden je op de hoogte van wat er allemaal gebeurt."
Zelfs Yohji had geen aansporing nodig. Ze deden nog een paar stappen achteruit alsof ze bang was dat Kyoko hen zou aanvallen als ze zich omdraaiden voor ze haastig naar het huis liepen.
"Kyoko," zei Toya verwonderd. "Je bent eng, weet je dat?"
Kyoko grijnsde. "Het zit in de familie.”
"Vertel mij wat." mompelde Tasuki in haar oortje.
Suki kon weer lachen, "En jullie vragen je allemaal af waarom ik zo graag met jullie werk."
"Suki, lieverd," zei Shinbe zacht. "Je kunt eng doen wat je wilt... het zorgt er alleen maar voor dat ik je nog liever wil."
"Shinbe, hou je mond," zei Suki gefrustreerd.
Hoofdstuk 3 "Spookhuis"
Darious stond in de schaduw en keek toe hoe de groepsleden verschillende kanten opgingen. Hij had niet eens de moeite gedaan om zich onzichtbaar te maken, want uitgerekend vanavond zou hij niet opvallen. Zijn ogen vernauwden zich toen hij zag dat Toya zijn arm over de schouder van de vrouw had geslagen. Hoe kwam het dat zij zo geaccepteerd waren binnen de menselijke kring... terwijl hij altijd was afgewezen? Wat maakte de Bewakers zo verdomde speciaal?
Zijn peinzende blik streelde Kyoko's gezicht toen ze glimlachte. Hij wist dat ze niet bang voor ze was, maar in plaats daarvan tussen hen stond alsof ze er thuishoorde. Wat hij er niet voor zou willen geven om haar zo naar hem te zien glimlachen...als naar een man in plaats van een monster. In zijn borst verstrakte er iets, maar Darious schudde zijn melancholie van zich af en richtte zijn aandacht weer op de twee agenten die het geïmproviseerde spookhuis binnengingen.
Hij kon de demonische activiteit binnen voelen, maar hij was meer geïnteresseerd in de bron van de demonische activiteit. Hij moest degene die aan de touwtjes trok zien te vinden. Vernietig de leider en je vernietigt hun ondergeschikten. Het was een eenvoudig concept dat de meesten te gemakkelijk over het hoofd zagen... tot je daadwerkelijk tegenover een heerser kwam te staan in een gevecht. Dan bleek het meestal toch minder eenvoudig.
Allereerst moest hij de meesterdemonen vinden en doden. De Bewakers konden de rest van het ongedierte vanavond wel aan... de makkelijke doelwitten. Hij draaide langzaam zijn hoofd en staarde in de richting van het kerkhof voordat hij verdween.
Kamui slurpte luid van zijn bosbessenslushy en kauwde toen even op het rietje. Hij zag de verdwijntruc van de man die Kyoko had gestalkt sinds zij en Toya waren aangekomen en hij grijnsde. Hij draaide zich naar een van de laptops die naast hem openstonden en scande het beeld van Darious.
Zo, je hebt ons eindelijk gevonden,' dacht Kamui bij zichzelf. Hij zorgde ervoor dat hij die bepaalde gedachte weghield van Amni en Yuuhi. Hij had zich vaak afgevraagd of de duistere engel nog steeds door het land struinde.
Hij vergrootte de foto en zijn glimlach vervaagde toen hij de eenzame blik in de ogen van Darious zag.
***
Kotaro en Yohji naderden de vrouw die bij de ingang van het Huis der Schreeuwen stond en gingen naar binnen. Ze zagen onmiddellijk een bord dat aangaf dat er niemand onder de achttien werd toegelaten, wat betekende dat er ID-controle zou zijn.
"Wat is er zo belangrijk aan die leeftijdsgrens? Hebben ze naakte zombies of zo?" grapte Yohji, terwijl hij stiekem hoopte dat hij gelijk had.
"Het spijt me heren," zei de vrouw. "Het kost tien dollar om binnen te komen."
Yohji verslikte zich. "Twintig dollar? Dat is gewoon diefstal."
Kotaro toonde haar zijn badge en glimlachte. "Je wilt ons geld niet en het is tijd dat je gaat pauzeren."
De badge trok de aandacht van de vrouw en ze volgde hem met haar blik, niet in staat om weg te kijken toen hij zachtblauw opgloeide.
"Ik wil je geld niet," herhaalde ze met een verdwaasde stem.
Kotaro wierp een blik op Yohji, zijn glimlach was verdwenen. "Laten we gaan."
Ze liepen naar binnen. De vrouw bij de ingang bleef hoofdschuddend en verward achter, voordat ze een blik op haar horloge wierp en besloot dat het tijd was om een hapje te gaan eten.
De voordeur ging achter hen dicht en de twee mannen keken om zich heen. De voorkamer had de vorm van een zeshoek, met kleine ronde tafels in elke hoek. In het midden stond een grotere ronde tafel met verwelkte bloemen en namaak rottend fruit in een schaal. Alles was bedekt met zaagsel en nepspinnenwebben.
Beide mannen werden zeer alert toen ze het bord met het woord 'Ingang' in scheve letters gekrabbeld zagen naast een deur waar een gordijn voor hing, en waar geen gids meer stond. Uit de luidsprekers klonk griezelige pijporgelmuziek, die de kamer een sfeer gaf die naar zij aannamen eng was bedoeld, maar die vooral afgezaagd overkwam.
"Het lijkt wel een begrafenis," mompelde Yohji. "Ze hebben hier zelfs een doodskist."
Yohji liep naar de kist en uit morbide nieuwsgierigheid tilde hij het deksel op. Hij had direct spijt van zijn beslissing en hij trok zijn neus op bij de geur.
"Kotaro... zeg me dat dit nep is," smeekte Yohji zachtjes terwijl hij ineenkromp.
Kotaro was al onderweg in de richting van het gordijn dat de volgende deur bedekte. Hij keerde terug om in de kist te kijken en draaide zich onmiddellijk om. Op bebloed satijn lag een half opgegeten mens, grotesk gedraaid zodat de twee helften van zijn lichaam in twee verschillende richtingen keken, drie als je de manier meetelde waarop zijn hoofd was gekanteld.
Dit was een onschuldig persoon die zich waarschijnlijk vrijwillig had aangemeld voor een avondje plezier, om te doen alsof hij uit de kist zou opstaan en de spookhuisbezoekers de stuipen op het lijf te jagen als ze de kamer binnenkwamen. Maar deze man zou nooit meer opstaan... tenminste dat hoopte Kotaro.
Kotaro sloot het deksel van de kist. Er was niets meer dat ze voor de man konden doen.
"Ik denk dat dit verklaart waarom er geen gids naast de deur staat," mompelde Yohji terwijl hij zich terugtrok van de kist en een verlangende blik wierp op de deur waardoor ze waren binnengekomen.
"hier heb je voor getekend Yohji," zei Kotaro. "Je wist het toen Kyou je de baan aanbood. Het enige wat we kunnen doen is ervoor zorgen dat er niet meer slachtoffers eindigen zoals deze arme jongen."
Hij legde zijn hand op zijn oortje, hij wist dat de anderen luisterden. "Het eerste lichaam hebben we al."
"En de duivelsnacht begint," zei Kamui zacht.
Kotaro liet zijn hoofd zakken, terwijl hij hoopte dat het hiernamaals vriendelijker was voor de verminkte man, maar iets trok al snel zijn aandacht op de vloer naast de kist... bloederige voetafdrukken.
"Hé Yohji," zei Kotaro zacht en stapte weg van de kist. "Moet je kijken," eindigde hij, en hij wees naar het tapijt.
Yohji staarde naar wat bloederige voetafdrukken leken te zijn. De afdrukken gingen over het tapijt en verdwenen achter de gordijndeur.. Het waren geen menselijke voetafdrukken. Voor zover hij kon zien, waren ze vreemd gevormd met abnormaal lange tenen en nog langere teennagels.
Kotaro legde een vinger op zijn lippen om stilte te manen en Yohji knikte, terwijl hij zijn geweer uit zijn holster haalde. Yohji vormde de achterhoede en volgde Kotaro naar de volgende kamer achter het gordijn.
Ze waren al een paar kamers verder in het doolhof van stroboscooplichten en geschreeuw via bewegingssensoren en begonnen zich te ontspannen, in de veronderstelling dat de rest van het huis leeg was. Tot ze de hoek omgingen naar de volgende kamer. Ze bevroren toen ze een groepje springende en gillende huisbezoekers aantroffen, sommigen lachend om het tafereel dat zich voor hen afspeelde.
Tegen de muur achter een roodfluwelen touw stond een opstelling uit een van de Chainsaw-films... een van Kotaro's favorieten. Het enige probleem was dat de man die de kettingzaag in het lichaam op de met bloed bedekte tafel dreef, geen mens was. Maar het lichaam op de tafel was wel echt... en nog in leven. De vrouw was vastgebonden en schreeuwde, smeekte om hulp, maar de bezoekers dachten dat het bij de show hoorde.
Kotaro voelde gal opwellen in zijn keel en staarde naar het monster dat een echte mensenhuid over zijn gezicht had gespannen. Ongetwijfeld van een ander arm mens dat deze nacht het slachtoffer was geworden van deze griezel.
"Waarom hebben we buiten geen geschreeuw gehoord?" fluisterde Yohji vol afschuw.
Kotaro bewoog toen de kettingzaag in de richting van het bebloede been van de vrouw zakte. Op het moment dat de flikkerende lichten even uitgingen, sprong hij over het touw en hakte naar het plafond waardoor er een pijp barstte en er koud water op de horrorfanaten neerviel.
"Zorg ervoor dat deze mensen door de voordeur weggaan," siste Kotaro in het oortje naar Yohji terwijl hij zijn Beretta tevoorschijn haalde. "Ik regel dit wel."
Yohji knikte en navigeerde de mensen de kamer uit en terug door de salon. Hij deed de deur achter hen op slot zodat er niemand meer binnen kon komen. Yohji had het gevoel dat er vanavond veel mensen hun geld terug zouden vragen, maar beter teleurgesteld dan dood.
Hij ademde luid uit, keerde zich van de deur af en verstijfde van schrik toen het lichaam in de kist plotseling rechtop ging zitten. Het bewoog stijfjes... en vloeistof waarvan Yohji niet eens wilde weten wat het was sijpelde langs de zijkant van de kist naar beneden op de vloer. Door de schok reageerde hij traag toen het lichaam overeind kwam, naar hem uithaalde, en zijn tanden in zijn schouder zette.
Yohji viel om door de kracht van het lichaam en raakte in paniek toen de pijn in zijn nek explodeerde. Hij had zijn PPK laten vallen, dus gebruikte hij zijn vuisten om op het ding te beuken voor hij eindelijk in staat was om de tanden los te krijgen.
Hij greep zijn pistool van de grond en zag dat de draad van zijn oortje was doorgesneden, zodat hij Kotaro niet om hulp kon vragen... iets wat hij sowieso niet had kunnen doen als zijn partner midden in een eigen gevecht zat.