banner banner banner
Transformatie
Transformatie
Оценить:
Рейтинг: 0

Полная версия:

Transformatie

скачать книгу бесплатно


"Dreya, je telefoon trilt al sedert vijf uur vanmorgen." Hij gaf hem aan haar. Meteen begon hij te zoemen als een boze bij alsof hij zijn woorden kracht wilde bijzetten. Ze nam de telefoon en vroeg zich af of de knapperd opzettelijk haar naam gebruikte omdat hij wist dat ze de zijne vergeten was.

Op het scherm van haar telefoon zag ze dat ze twaalf oproepen had gekregen voor het ochtendgloren op een zondagmorgen; haar hart bonkte bezorgd. "Dit ziet er niet goed uit." De telefoon begon weer te trillen in haar handen en ze aanvaardde de oproep van haar baas, de adjunct-directeur verantwoordelijk voor het kantoor in DC. "Met Love."

"Dreya, waar ben je?"

Het feit dat hij haar voornaam gebruikte, was al een slecht teken. Ze haalde fors adem. "Niet thuis, mijnheer. Wat is er aan de hand?" Ze sloot haar ogen en zei haar bekende gebedje op.

Alsjeblief, nee, zorg dat het niet…

"Ik heb je nodig op een misdaadlocatie." Zijn toon veranderde en wat hij toen zei deed haar ineenkrimpen. Wat kende hij haar goed. "Moet je eerst nog naar huis?"

Ze keek even naar het slipje en de schoen in haar handen. "Ja, mijnheer. Wat is er gebeurd?"

Groot, donker en enorm knap stond in de deuropening geleund en fronste, zich er duidelijk van bewust dat zijn zondagmorgenplannen in het water vielen. Hoewel ze dankbaar was dat ze van dat spelletje verlost was, vond ze het vreselijk dat ze eraan ontsnapte ten koste van iemands leven.

"Ga naar huis." beval Jarvis. "Kleed je aan. En bel me dan."

"Mijnheer." flapte ze eruit, maar hij had al opgehangen.

"Slecht nieuws?" vroeg enorm knap.

"Ja." Ze vermeed hem in de ogen te kijken; ze wilde zo snel mogelijk vertrekken. "Ik bel je nog." zei ze terwijl ze haar andere schoen meegriste en net lang genoeg stil bleef staan om haar slipje aan te trekken. Ze schoot langs hem, greep haar handtas van op het aanrecht en haastte zich richting de deur.

"Ik heb je mijn nummer nog niet gegeven." riep hij.

"Geen probleem." zei ze over haar schouder terwijl ze buiten stapte. "Ik ben van de FBI."

Rechercheur Rhys Morgan van de politie van DC leunde tegen zijn auto terwijl hij naar beneden keek naar het kleverige slijk dat aan zijn mooie lederen schoenen bleef plakken. Er heerste een drukte van jewelste in het gebied langs de rivier. Er stonden verschillende politieauto's, een ambulance en een wagen van de lijkschouwer, allemaal met flitsende zwaailichten. Op dit godvergeten uur rees nevel op uit de rivier die de lucht afkoelde.

"Wat een puinhoop." kreunde hij stil. Zijn telefoon rinkelde. "Morgan." antwoordde hij. De stem van zijn baas horen, deed zijn ongelukkige gefronste gezicht alleen maar dieper fronsen. "Nee, chef, de FBI is hier nog niet. Ja, ik hou de locatie afgesloten. Natuurlijk, ik laat het je weten als ze arriveren." Hij keek op en zag twee FBI-dienstwagens toekomen. "Oh, hier gaan we, chef." rapporteerde hij. "De cavalerie is er."

Een zwarte man stapte uit de eerste wagen en wachtte op de chauffeur van de tweede wagen. Rhys boog wat voorover om beter te zien; hij verwachtte een klassiek prototype agent in een maatpak. In de plaats echter…

Zijn mond viel open. De agent was een vrouw en ze was helemaal geen klassiek prototype van niets. Ze had lang honingblond haar, groene ogen en een stel benen die om hoge hakken smeekten. Hij kneep zijn lippen op elkaar en sloot zijn ogen in de hoop haar beeld uit zijn geest te wissen. "Dit kan niet waar zijn."

Dreya arriveerde op de locatie vol verschillende uniformen, flitsende zwaailichten en meters geel politielint. Ze slikte haar slechte voorgevoelens weg en ging naar haar baas, Herb Jarvis. "Directeur, waarom zo geheimzinnig? Is het een bekend persoon?"

Ze knikte richting het zeil dat het lichaam van het slachtoffer verborg. Doordat Jarvis aan de telefoon zo ontwijkend was geweest over het slachtoffer, was ze zenuwachtig geworden. Ze wilde het zeil wegrukken en weten waarop haar baas haar probeerde voor te bereiden.

Zeg het toch gewoon. Dan is dat achter de rug.

Toen hij sprak, had ze spijt van haar gedachte.

"Dreya, het is Libby."

Zodra de woorden zijn mond hadden verlaten, nam ze een stap terug. "Nee." Ze schudde ontkennend haar hoofd. "Nee, niet Libby." Ze draaide zich om en liep op haar auto af, ze wilde de misdaadlocatie niet zien. Tranen sprongen in haar ogen en ze keek omhoog om te voorkomen dat ze zouden neervallen. Maar ze vielen toch neer, ze liepen langs haar gezicht tot ze ze van haar kin veegde.

Verman jezelf.

Ze veegde haar gezicht droog met haar mouw en herpakte zich mentaal. Ze bleef een ogenblik staan, een hand op haar heup, terwijl ze haar gedachten ordende en de woede probeerde te beheersen die ze telkens voelde als ze op een misdaadlocatie van een onschuldig slachtoffer arriveerde. Dat dit onschuldig slachtoffer een jonge vrouw was die ze kende, mocht haar prestaties niet beïnvloeden. Ze ademde helemaal uit en duwde haar schuldgevoelens en verdriet naar een andere dimensie.

Sorry dat ik er deze keer niet voor je was, Libby.

Jarvis wachtte op haar. Ze keerde terug naar hem. "Wat kan je me vertellen?" Ze zette zich schrap.

"Er zijn geen externe verwondingen. We gaan eerst zelfmoord uitsluiten."

Dat is compleet onmogelijk, dacht ze. Libby was veel te levendig. Ze zuchtte diep, ongelooflijk dankbaar dat ze niet te maken had met een lijk dat neergeslagen, neergestoken of opengereten was. Ze keek even naar de talrijke geüniformeerde agenten en vroeg: "Wie heeft hier de leiding over?"

“Rhys Morgan, politie DC. Hij staat daar tegen zijn auto geleund."

Ze monsterde rechercheur Morgan met haar hoofd schuin. Haar eerste gedachte was wat een knappe man -zwart haar, hoekig gezicht, groot en slank. Maar de vernietigende blik die hij haar gaf, veranderde haar opinie. "Hij ziet er niet blij uit om ons te zien."

"Dat zijn ze nooit, hé." zei Jarvis.

Ze stapten op hem af en Jarvis stelde haar aan hem voor. Als hij haar naam zei, zag Morgans ongelukkige gezicht er op slag nog ongelukkiger uit. Hij stak zijn hand niet uit voor een handdruk.

Dreya snoof.

Ook goed, hoor. Misschien is hij gewoon geen ochtendmens.

Ze staarde naar het bedekte lichaam van Libby. Morgan haalde zijn notitieboekje boven en las. "Blanke vrouw, halverwege de twintig, de dochter van…"

Zijn expressieloze toon irriteerde haar. En ook al verwachtte ze niet dat hij haar verdriet om dit verloren leven zou voelen, toch vond ze zijn houding ergerlijk. Ze onderbrak hem. "Ze is de dochter van senator Stanton. Ik ken het slachtoffer, rechercheur Morgan."

Ze wandelde weg en liet hem alleen met Jarvis terwijl ze op het zeil afstapte. Dood en verderf waren oude vrienden van haar en ze had al meer lijken gezien dan ze kon tellen. Maar ze vond – gelukkig – zelden iemand onder het zeil om wie ze gaf.

Behalve vandaag.

Ze deed handschoenen aan, hurkte neer en trok het zeil weg. Toen ze Libby's gezicht zag, hapte ze naar adem en sloot haar ogen.

Ze had geen zachte dood gekregen.

Libby's lichaam had niet afgezien door lange tijd in het water te liggen, maar haar verstijfde gezicht droeg een uitdrukking van pijn en doodsangst. "Lieve Libby, wat heb je gedaan?" Ze trok het zeil helemaal weg van het lichaam, niet alleen om te zien wat eronder lag, maar ook om te zien wat er ontbrak. Nadat ze even had geijsbeerd, stopte ze, tilde een arm op en tikte met haar vinger tegen haar kin.

Er waren geen duidelijke verrassingen te merken aan het lichaam van Libby. De jurk, de make-up, haar ene schoen. Ze stelde vast dat er een schoen ontbrak. Aan de andere kant van het lichaam ging ze hurken om beter te kunnen kijken. Ze zag iets glinsteren en reikte tussen Libby's borsten waar de jurk laag uitgesneden was. "Wat is dit?" Wat ze had opgemerkt, bleek een veer te zijn, een piepklein veertje. Ze wilde het vastnemen, maar het zat vast.

"Huh." gromde ze. Ze keek snel even om zich heen en zag dat niemand interesse had in wat ze aan het doen was. Rechercheur Chagrijn stond met zijn rug naar haar en was geanimeerd aan het spreken met iemand van het medische team. Jarvis was versmolten met zijn telefoon en staarde omhoog met een vinger in zijn vrije oor gedrukt.

Ze trok zachtjes aan het veertje; het zat inderdaad vast. Ze gaf het een klein rukje en met een plopje kwam het los. Ze haalde een bewijszakje boven, liet het veertje erin vallen en liet het zakje weer in haar zak glijden.

"Is hier nog iets dat niet klopt?" mompelde ze. Ze bekeek Libby's arm en kneep haar ogen samen; ze was niet zeker van wat ze zag. De huid had… een schaduw.

Ze legde het zeil terug, bedekte Libby's verkrampte gezicht, het verwrongen lichaam, de lege ogen. "Maak je geen zorgen, meid." zei ze terwijl ze ging staan. "Iemand zal hier beslist voor opdraaien."

Jarvis stond teken te doen dat ze naar hem toe moest komen. Op het ogenblik dat ze bij hem was, beëindigde hij net heftig knikkend zijn telefoongesprek. "Ja, senator Stanton. Dat begrijp ik. Ik zal het haar zeggen." Hij stopte de telefoon in zijn zak.

"Wat?"

"De senator wil dat jij aan deze zaak werkt."

Ze haalde haar schouders op. "Dat verwachtte ik al; ik zou het zelf niet anders willen."

"Hij wil dat je samenwerkt met Morgan. Hij kent de rechercheur van een vroegere zaak en hij wil dat hij ook meewerkt aan het onderzoek." Jarvis trok haar opzij. "Wat de senator wil, zal gebeuren. Hij wil jou omdat hij jou kent en hij weet hoe… integer je bent." Hij keek haar nadrukkelijk aan. "Hij weet ook dat je zonder partner werkt."

Ze zuchtte want ze wist dat ze een niet-zo-subtiel standje zou krijgen; ze staarde over de schouder van Jarvis naar rechercheur Morgan die met de lijkschouwer aan het spreken was. Jarvis ging verder.

"Iedereen bij de FBI vindt het geweldig dat je je partner hebt aangegeven omwille van corruptie, maar je kan niet blijven alleen werken."

Ze antwoordde robotachtig. "Niet mijn schuld dat niemand met me wil samenwerken."

Hij trok haar dichter bij hem en siste in haar oor. "Je bent over de schreef gegaan door die opname aan de vrouw van je partner te geven en je weet het maar al te goed."

"Wat ik maar al te goed weet," siste ze terug, "is dat zijn vrouw moest weten waarmee ze getrouwd was." Ze trok zich terug en bekeek hem uitdagend van kop tot teen. "Ik zou het zo weer doen."

Hij negeerde de uitdaging. "Door wie Libby is, is dit een zaak voor de FBI, dus jij bent verantwoordelijk. Maar je moet goed weten dat dit je laatste zaak is zonder partner – je moet daarop voorbereid zijn." Hij gebaarde met zijn hoofd richting Morgan. "Je werkt samen met de rechercheur want dat is wat Stanton eist. En je werkt samen met hem want je moet je sociale vaardigheden opfrissen."

Ze snoof verontwaardigd, maar zweeg en liet Jarvis verder praten. Achter hem was de lijkschouwer geamuseerd door een grapje van rechercheur Morgan.

"Luister je wel naar me?"

Ze keek abrupt weer naar Jarvis en zag dat zijn mond een rechte, boze lijn vormde, een duidelijk teken dat ze iets had gemist. "Ja, mijnheer. Natuurlijk. Wat zei u?"

"Ik zei dat dit je laatste zaak is waar je alleen aan werkt; ik laat je niet meer zomaar doen. Hierna doe je de volgende test en maak je promotie of anders zadel ik je op met een partner uit je ergste nachtmerrie. Begrepen?"

Ze knipperde met de ogen en vroeg zich af wat Jarvis dacht dat haar ergste nachtmerrie was. Ze wilde het niet weten. "Ja, mijnheer."

"Hou me op de hoogte en ga nu samenwerken met je nieuwe partner." Hij stapte op zijn auto af en reed weg.

"Wow." ze ademde fluitend uit. Ze keek Morgan en de lijkschouwer aan en kwam dichter met haar lippen stijf op elkaar in afwachting van Morgans negatieve houding. Wat zijn probleem ook was, hij raakte er maar beter snel overheen.

De lijkschouwer zag haar en knikte naar Morgan die zich omdraaide en keek hoe ze naar hen toe liep; met elke stap gleed zijn glimlach verder weg. Tegen dat ze hij hem was, waren zijn ogen hard, zijn lippen een stijve streep vol afkeuring en zaten zijn handen diep in zijn zakken.

Ze negeerde hem. Ze haalde haar notitieboekje boven en sprak de lijkschouwer aan. "Tijdstip van overlijden?"

"Het tijdstip van overlijden, rekening houdend met de duur dat het lichaam zich in het water bevond en de temperatuur van het water…"

"Ja, ja." zei ze terwijl ze cirkeltjes maakte met haar vinger om hem te doen voortmaken.

"Rond 1 uur vanmorgens, misschien iets later. Als het geen zelfmoord…"

"Libby Stanton heeft geen zelfmoord gepleegd." De lijkschouwer keek haar snel even aan. "Ik ken haar." protesteerde ze. "Het is geen zelfmoord."

"Dan zal de doodsoorzaak moeten blijken uit het toxicologisch rapport, aangezien er geen duidelijke fatale wonden te zien zijn. Ik zal meer weten als ik haar opensnij, maar ik durf wedden dat het antwoord in toxicologie te vinden is. Dat verklapt altijd het hele verhaal."

Ze dacht aan het veertje dat ze van Libby's borst geplukt had.

Dat zal nogal een verhaal zijn.

Tijdens het hele gesprek hield ze Morgan zijdelings in het oog. Hij zette een stap achteruit en leunde tegen de auto met gekruiste enkels, zijn handen nog steeds in zijn zakken, kin omhoog… neerkijkend op haar op een erg neerbuigende manier.

Hij zal klooien en me kwaad maken.

Ze concentreerde op professioneel blijven en stelde Morgan haar volgende vraag. "Zijn er getuigen? Weten we waar en wanneer ze in het water terechtgekomen is? Is er een handtas gevonden? Gsm?"

Hij zette zijn voeten naast elkaar en duwde zich weg van de auto terwijl hij zijn kin liet zakken om te antwoorden. "Nee. Nee en nee. Nee. Nee."

Ze sloot haar ogen en telde tot tien.

In de stilte die volgde, schraapte de lijkschouwer zijn keel. "Ahum. Eh, excuseer me, ze hebben me ginder nodig."

Als ze bij tien kwam, opende ze haar ogen en zag nog net hoe de lijkschouwer zich snel uit de voeten maakte om toe te zien op het inladen van Libby's lichaam. Ze keerde zich naar rechercheur Morgan. "Je weet toch dat de senator me heeft bevolen met jou samen te werken aan deze zaak? Je weet ook dat ik de leiding heb?" Ze zweeg even zodat hij verplicht was te reageren. Ze fronste een wenkbrauw.

"Ja. En ja."

Terwijl ze haar twee vragen had gesteld, knipperde het vuur in zijn ogen uit en zijn onverschillige houding veranderde in vastgevroren weerstand. Fantastisch, dacht ze. Hoe zal ik in godsnaam Libby's moordenaar vinden met deze idioot als een blok aan mijn been.

"Stanton wacht op ons in zijn woning in Kalorama." zei ze. "We zien elkaar daar." Ze draaide zich abrupt om en wandelde zo kalm mogelijk weg om met de lijkschouwer te gaan praten. Achter haar hoorde ze Morgans voetstappen knisperen in het grint, dan een auto die startte en snel de snelweg opreed.

"Shit." ademde ze uit. Haar handen trilden en haar hart bonkte tegen haar ribben. Enkel het dreigement van Jarvis met haar ergste nachtmerrie weerhield haar ervan rechercheur Morgan een dreun te verkopen en zijn hatelijke houding terwijl hij op haar vragen antwoordde te doen verdwijnen. Ze ademde diep en liep naar de ambulance. "Vertel eens." vroeg ze aan de lijkschouwer. "Is er je iets vreemds opgevallen aan het lichaam toen je het voor het eerst zag?"

Hij tuitte zijn lippen. "Je hebt al veel lijken gezien, toch?"

Ze knikte en wachtte tot hij haar vaststellingen bevestigde.

"Ik vond de kleur van haar huid… niet…"

"Wat je verwacht had?" vulde ze aan.

"Ja. Eigenlijk vond ik dat het er anders uitzag dan wat ik ooit heb gezien."

"Hoe bedoel je?"

"Haar huid was op een bepaalde manier verkleurd die ik helemaal niet snap. Ik zal dat nauwkeurig onderzoeken."

Ze knikte. De huid van Libby leek een schaduw te hebben, alsof ze met as was ingewreven. Haar huid was altijd erg zuiver geweest omdat ze de zon vermeed. Wat kon ervoor zorgen dat het leek of er een schaduw lag op haar hele lichaam? Was die informatie gelinkt aan het veertje? "Bedankt." Ze wilde zich omdraaien en weggaan, maar hij hield haar tegen.

"Je weet het niet, hé?" vroeg hij.

"Wat weet ik niet?"

“Rhys, rechercheur Morgan."

Ze was niet geïnteresseerd in de problemen van rechercheur Morgan. Ze haalde aarzelend haar schouders op. "Wat is er? Vertel het me."

"Je lijkt sprekend op zijn vrouw."

"Oh." antwoordde ze met een stalen gezicht. "En dan? Is ze op een tragische manier om het leven gekomen?" Ze draaide met haar vinger naast haar slaap. "Is dat de reden waarom hij niet goed overeenkomt met andere mensen?"